De collectieve
schuldenregeling is bedoeld voor iedereen die een overmatige
schuldenlast heeft. Een voorwaarde is wel dat men geen handelaar is
want in dat geval gelden de regels van de gerechtelijke
reorganisatie of het faillissement. Nog een voorwaarde is dat men
niet kennelijk zijn onvermogen mag hebben bewerkstelligd, want
in dat geval wordt men niet beschermd tegen de schuldeisers, die dan
(ieder voor zich) hun rechten zullen proberen te vrijwaren door
middel van beslagprocedures.
De collectieve
schuldenregeling kan gerechtelijk of minnelijk zijn. Bij een
minnelijke regeling zal een schuldbemiddelaar proberen een akkoord
te bereiken met alle schuldeisers. Hij heeft hiervoor maximaal zes
maanden de tijd. Als dat akkoord er dan is wordt het door de
arbeidsrechtbank bevestigd. Wanneer er geen akkoord komt dan kan de
arbeidsrechtbank een regeling “gerechtelijk” opleggen.
De volgende maatregelen zijn denkbaar:
opschorting van beslag of loonsoverdracht
verlaging van de intrestvoeten
kwijtschelding van vergoedingen en kosten
herschikking van de betaling van de schulden
elke andere begeleidingsmaatregel zoals bijvoorbeeld een budgettaire
begeleiding of bijvoorbeeld de verplichting een ontwenningskuur te
ondergaan, etc etc.
Deze gerechtelijke regeling mocht aanvankelijk max. vijf jaar duren,
maar tegenwoordig worden er mede onder invloed van de enorme
stijging van het aantal collectieve schuldenregelingen ook langere
termijnen opgelegd.
In de ergste gevallen kan de collectieve schuldenregeling een
gedeeltelijke kwijtschelding van de schulden bevatten. Sinds korte
tijd is het zelfs mogelijk dat de rechter in het kader van een
gerechtelijke aanzuiveringsregeling een volledige kwijtschelding
uitspreekt.
De rechtspraktijk leert dat het aantal
collectieve
schuldenregelingen sinds de invoering hiervan sterk is gestegen
op zeer korte termijn. In een meerderheid van de gevallen wordt meer
dan 50 procent van de schulden kwijtgescholden.
Het grote voordeel van deze regeling is de mogelijkheid van de
schuldenaar om zijn schuldspiraal te doorbreken, en om een nieuwe
start te kunnen maken. Het grote nadeel van deze regeling is dat
bijna altijd de schuldeisers het overgrote meerderheid van de
schulden moeten kwijtschelden. Het feit dat collectieve
schuldenregelingen vaak voorkomen, maakt dit daarom tot een
belangrijke verliespost voor handelaars.
De collectieve schuldenregeling is opgenomen in de artikelen 1675/1
tot 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek en verder verfijnd in de
wet van 26 mei 2002 waarin er minimum leefgeld wordt bepaald.
De Arbeidsrechtbank heeft exclusieve bevoegdheid voor
vorderingen betreffende de
collectieve schuldenregeling.